Cienfuegos - Santa Clara

12 januari 2020 - Santa Clara, Cuba

Na een koude douche bleek tijdens het ontbijt dat wij het met ons huisje nog niet het slechtst hadden getroffen. Volgens Eduardo was dit waarschijnlijk wel het slechtste hotel tijdens onze reis. Onze eerste stop was na 15 minuten weer bij het duik- en snorkelstrand Punta Perdiz, zodat de snorkelliefhebbers toch aan hun trekken konden komen. Slechts zeven reisgenoten gingen het water in en de rest vleide zich op de zonnebanken op het strand. 

Kort na het vertrek bij het snorkelstrand stopten we bij Playa Girón, waar een museum is over de strijd in de Varkensbaai in april 1961. Amerika zette daarbij door hen getrainde Cubaanse huursoldaten in die ondersteund moesten worden Amerikaanse mariniers. Die steun kwam echter te laat, zodat de missie jammerljk mislukte.

Onze volgende stop was de stad Cienfuegos aan de zuidkust van Cuba. Deze stad werd in 1819 gesticht door Fransen die na een opstand uit Haïti waren verdreven. Door de gunstige ligging aan een brede baai kwamen al snel veel schepen hier hun goederen lossen voor overslag. Na de aanleg van een spoorweg in 1860 bloeide de handel nog sneller op en werd de stad het suikercentrum en de belangrijkste exporthaven van het land. De vele prachtige gebouwen herinneren daar nog aan. 

Wij reden eerst naar het schitterende Palacio del Valle aan het einde van de lange landtong Punta Gorda . Met de overwegend Moorse bouwstijl leek het op een paleis uit de sprookjes van duizend-en-één nacht. Na een fototrip door het paleis kregen we daar de lunch aangeboden. Daarna reden we naar Parque Martí, het centrum van de stad. Daar bezochten we een toeristenmarkt en maakten foto's van de mooie kathedraal, het blauwe Palacio Ferrer en Teatro Tomás Terry. Deze magnaat schonk het theater aan de stad in 1890. Na een bezoek aan dit theater vertrokken we naar Che Guevara stad Santa Clara.

Onderweg reden we door enkele dorpen waar de armoede en troosteloosheid van het bestaan op het Cubaanse platteland goed zichtbaar was: veel bouwval, smerige lange straten met hier en daar alleen wat spelende kinderen, nauwelijks motorvoertuigen. De meeste  mensen moeten daar rondkomen van hooguit 30 CUC (1CUC = ongeveer 1 dollar) per maand. Daarnaast krijgen ze wel bonnenboekjes voor de eerste levensbehoeften zoals brood en melk en krijgen ze gas, water en elektra tegen gereduceerd prijzen, maar om kleren e.d. te kopen hebben ze extra inkomsten nodig en die zijn op het platteland nauwelijks voorhanden. Een ander probleem is het vervoer om in een stad te komen waar je die spullen kunt kopen. Gewone bussen hebben we buiten de steden nog nauwelijks gezien. Er rijden wel vrachtwagens met bankjes achterin, brommers met een op- en uitbouw op de  bagagedrager, driewielige voertuigjes waar achterin een paar mensen kunnen en paarden met een karretje erachter. 

Ook het stadje Santa Clara zag er troosteloos uit. Cubanen onderhouden hun huizen niet aan de buitenkant: wat kapot is, blijft (langdurig) kapot en schilderwerk wordt niet uitgevoerd. Waarschijnlijk hebben ze er ook het geld niet voor en / of zijn de materialen niet verkrijgbaar. Daarom lijken heel veel huizen en flats een bouwval. In Santa Clara werd de oever van de rivier gebruikt als vuilnisbelt. Kortom, we waren blij dat ons hotel, weer een bungalowpark, een eindje buiten het stadje lag.

 Voordat we naar het hotel reden, maakten we eerst een stop bij het Monumento y Memorial Ernesto Che Guevara dat in1988 werd ingewijd t.g.v. de 30e verjaardag van de bevrijding van Santa Clara. Che Guevara was commandant in het leger van Fidel Castro en kreeg eind 1958 de opdracht om Santa Clara te veroveren op de regeringstroepen om zo de weg naar het westen van het land te openen. Het stadje was stevig in handen van het leger van dictator Batista en die wilde de revolutionairen in het oosten verder terugdringen. Daartoe stuurde hij een gepantserde trein met wapens, munitie en enkele honderden soldaten naar Santa Clara. Che Guevara en zijn manschappen lieten die trein net buiten Santa Clara ontsporen, overmeesterden de soldaten en hadden in één keer extra wapens en munitie om het stadje aan te vallen. Dat gebeurde op 28 december 1958 en daarmee konden de revolutionaire guerrilla strijders oprukken naar Havana, waar twee dagen later de socialistische Cubaanse republiek werd uitgeroepen door Fidel.

Het monument staat op een heel groot, leeg plein. Het wordt gedomineerd door een bijna 7 meter hoog bronzen beeld van Che. Onder het monument bevinden zich nog een tentoonstelling over zijn leven en een ruimte waarin zijn overblijfselen begraven zijn. Als laatste bezochten we vandaag de plek waar Che de trein liet ontsporen. Daar stond de bulldozer waarmee de rails was gesaboteerd en enkele van de treinwagons.

Het bungalowpark waar we toen naar toe reden, zag er een stuk beter uit dan dat van de dag ervoor. De kamers zagen er piekfijn uit en het diner was geweldig. We hadden een zeer uitgebreid diner buffet met van alles in overvloed. Een heel contrast met het ontbijtbuffet vanmorgen in ons vorige hotel. Daar was na een goed half uur zowat alles op. Als afsluiting van de dag zijn we nog naar een modeshow bij het zwembad geweest.

Foto’s

1 Reactie

  1. Lieke:
    13 januari 2020
    Van schilderen hebben ze wel degelijk gehoord. Maar vaak is er geen verf te koop of is die veel te duur voor de gewone Cubaan. Dat geld ook voor bouwmaterialen. Ze hebben hier geen bouwmarkten en dus is het vaak moeilijk om aan materiaal te komen. Het gebrek aan geld speelt daarbij ook n grote rol. Dus het is meestal geen kwestie van n huis niet willen maar kunnen onderhouden!